Hieronder volgt een bespreking van de meest voorkomende vissen uit onze Noordzee.
Bot
|
De botachtigen vormen een familie van platvissen met de ogen op de linkerzijde. Het meest gewaardeerde lid van deze familie is de tarbot (psetta maxima). Het is een zeevis met duidelijk voelbare, benige knobbeltjes aan de oogzijde, die hem helpen om zich in de bodem te verstoppen. Tarbotten kunnen behoorlijk groot en zwaar worden (1 meter lang en 25 kilo). Reeds bij de Romeinen gold deze vis als een lekkernij.
In zee gevangen tarbotten zijn tegenwoordig zeldzaam, vooral grote, en leveren op de visafslag dan ook flink wat geld op. Gezien het beperkte aanbod en de grote vraag wordt tarbot nu ook gekweekt, maar vissers zijn er nog steeds trots op als ze een grote tarbot hebben weten te vangen.
|
Omhoog
Doornhaai
|
De doornhaai is de meest algemeen voorkomende soort haai in de Noordzee. Hij leeft hoofdzakelijk in het westelijke en centrale deel van de Noordzee en is vrij zeldzaam langs de Nederlandse kust. De kenmerkende stekels aan de voorkant van beide rugvinnen zijn verdedigingswapens, die lastig kunnen zijn voor een visser die een doornhaai in de netten krijgt. Verder zijn doornhaaien ongevaarlijk. Deze kleine (tot 120 cm) haai jaagt vooral in grote scholen op vrijzwemmende vis (voornamelijk zandspiering) maar lust ook wel een krab of een inktvis.
|
Omhoog
Garnalen
|
Door onze kustvissers 's nachts gevangen, direct gekookt aan boord en zonder toevoeging van bewaarmiddelen 's morgens op de markt (ongepeld) verkocht.
Een delicatesse voor de kenners, maar enkel bij gespecialiseerde handelaars, enkele gerenommeerde restaurants en natuurlijk rechtstreeks bij de visser aan de Vistrap in Oostende te koop.
De gemiddelde lengte is 4,5 cm en de maximum lengte 9 cm.
De meeste Noordzeegarnalen worden door Nederlandse vissers gevangen, gekoeld en vervoerd naar pelateliers. Om de houdbaarheid te verlengen worden ze met bewaarmiddelen behandeld.
Garnalen verstoppen zich ook wel in het zand. Alleen hun ogen steken dan nog boven.
Ze kunnen zich erg snel ingraven met behulp van hun tien looppootjes. In de winter trekken ze naar dieper water.
|
Omhoog
Geep
|
De geep is een langgerekte vis, ook de met kleine tanden bezetten kaken zijn erg lang.
De zijlijn ligt heel laag.
De rug is donkergroen, de zijden zijn lichter met een zilveren glans en gelige vlekken.
Over de flank loopt een donkere band.
De paaitijd van de geep ligt tussen eind april tot oktober, met een piek tussen mei en augustus.
Het kuitschieten wordt onderbroken: de meeste wijfjes zetten per seizoen drie keer eitjes af, op 12 - 18 meter diepte.
Aan de kuit zitten lange draden, waarmee de eitjes in algen of aan drijvende voorwerpen blijven hangen.
De pootvissen voeden zich met minuscule planktondeeltjes, later met jongen van andere vissoorten.
Na 2 - 4 jaar worden ze geslachtsrijp, bij een lengte van 35 - 45 cm.
De gepen die gevangen worden zijn 5 - 9 jaar oud.
De vis is erg lekker, maar tijdens de bereiding worden de graten groen, waardoor huisvrouwen er wat wantrouwend tegenaan kijken.
Gewicht: max. 1,3 kg.
|
Omhoog
Griet
|
De griet is een kleiner familielid van de tarbot. Hij heeft kleine gladde schubben. De bovenkant is bruingrijs met geelbruine vlekken. De vis wordt het hele jaar vers aangevoerd, zowel in z'n geheel als in filets.
De smaak is zoet en zacht. Geschikt om te stomen, bakken, maar kan ook gegrild worden.
|
Omhoog
Haring
|
Haring vormt samen met de sprot, sardien en ansjovis de familie van de haringachtigen. Haring is sinds jaar en dag de meest verbruikte, voedzaamste en prijsvoordeligste vis op de markt. Meestal is haring 20 tot 25 cm lang en hij kan een lengte van 40 cm bereiken. De haring leeft in scholen, die soms reusachtige afmetingen kunnen aannemen.
Gerookte haring staat bekend als bruine haring of bokking, ook wel boestrink genoemd en is sterk gezouten en zwaar gerookt. In Engeland zijn dan weer de 'kippers' zeer populair. Het gaat hier om opengesneden, schoongemaakte en gerookte haringen, met de graat er nog in. De Engelsen eten hem altijd lichtjes opgewarmd, vaak bij het ontbijt. Een maatje (afkomstig van maagd-je) is een jonge haring, die zich nog niet heeft voortgeplant. Aan boord wordt de vis meteen 'gekaakt', gezouten en ingevroren. Hij wordt 48 uur op een temperatuur van -25 °C ingevroren om de minieme kans op besmetting met het haringwormpje volledig te voorkomen. De maatjes die in de handel verkrijgbaar zijn, zijn dus steeds afkomstig uit de diepvries. De meeste haring - zo'n 90% - wordt in Denemarken en Noorwegen verwerkt tot vismeel dat wordt gebruikt in de veevoederindustrie.
|
Omhoog
Heek
|
Dit is het enige lid van de familie dat in Europese wateren leeft. Kenmerkend voor deze vis zijn het dunne lijf, de grote kop en de breed gespleten bek, die voorzien is van sterke, hoekige tanden. De vorm van het lichaam doet denken aan die van de snoek en daarom kreeg deze vis in de middeleeuwen de naam maris lucius (zeesnoek), waar de huidige wetenschappelijke benaming merluccius van afgeleid is. De eerste rugvin is kort en heeft de vorm van een driehoek; de tweede, lange, rugvin en de anale vin vertonen een lichte welving. De rug is grijsblauw, de flanken en de buik zijn zilverachtig. De heek brengt het grootste deel van zijn leven door aan de rand van het continentale plat, op 150 tot 550 meter diepte; 's zomers leeft hij ook in minder diep water. Het is een uitstekende zwemmer, die overdag dicht bij de bodem blijft en 's nachts aan de oppervlakte komt om voedsel te zoeken. In de loop van het jaar onderneemt hij lange tochten.
|
Omhoog
Kabeljauw
|
Kabeljauw komt voor in de Noordzee en in noordelijke Atlantische Oceaan, van de Golf van Biscaye tot Groenland, Spitsbergen en Nova Zembla. De kabeljauw kan een maximale lengte bereiken van maar liefst 1,9 meter. Maar meestal zijn het de exemplaren van 30 tot 45 centimeter die in de vangsten terechtkomen. De kabeljauw leeft in scholen, meestal nabij de bodem. Het is een trekkende vis die grote afstanden kan afleggen.
De kabeljauw die in de Noordzee voorkomt paait in de eerste twee maanden van het jaar. Overigens is het dier in december al druk bezig met het vormen van kuit. Voorheen was kabeljauw rond z'n zevenjarige leeftijd pas geslachtsrijp, maar door de enorme visserijdruk kan kabeljauw het laatste decennium reeds op vierjarige leeftijd al deelnemen aan het paaiproces. Sommige exemplaren zijn zelfs nog jonger.
|
Omhoog
Kongeraal
|
Kongeraal is de echte zeepaling, maar volgens de nieuwe reglementering verwijst zeepaling naar rivierpaling op zee gevangen. Rivierpaling is immers een trekvis die naar de Sargassozee trekt om zich voort te planten.
Kongeraal kan tot 2,75 meter lang worden (65 kg) en wordt soms als hele vis (kleine gewichtsklasse) maar meestal in moten verkocht.
Zoals hondshaai en doornhaai wordt kongeraal ook in `t zuur en in gelei verkocht.
|
Omhoog
Kwallen
|
Kwallen zijn holtedieren die het belangrijkste deel van hun leven doorbrengen als vrijzwevend lichaam. Kwallen bewegen zich voort door hun paraplu-achtige scherm samen te trekken. Omdat ze niet tegen de zeestroming in kunnen zwemmen worden ze tot het dierlijk plankton gerekend. Ze bestaan voor 98 procent uit water.
Kwallen kunnen een deel van hun leven tweeslachtig zijn. Mannelijke en vrouwelijke exemplaren stoten gelijktijdig hun voortplantingscellen uit. Uit de bevruchte eicel groeit geen kwal, maar een larve die zich op een vaste ondergrond vasthecht en uitgroeit tot een poliep-achtig dier. In het voorjaar of de zomer snoeren deze poliepen kleine kwalletjes af, die snel uitgroeien.
Alle kwallen hebben netelcellen, maar slechts enkele soorten hebben netelcellen, die door de menselijke huid heen kunnen dringen. Kwallengif bevat eiwitten. De werking van het gif kan daarom verminderd worden door hete natte zwachtels en/of zwachtels met azijn op de kwallensteek te drukken. Nooit met zout water afspoelen, want dat activeert nog meer netelcellen!
|
Omhoog
Makreel
|
De makreel is een opvallende vissoort. Niet alleen door zijn vraatzucht, maar ook door de prachtige groenblauwe rug die wordt onderbroken door donkere golvende lijnen. Typerend voor de makreel zijn ook de 5 tot 6 bijvinnetjes tussen de achterste rugvin en staartvin. Deze gestreepte rover leeft in grote scholen, die soms afmetingen van 100 bij 200 meter kunnen bereiken. Makreel komt algemeen voor in de Atlantische Oceaan, de Noord- en Oostzee en de Middellandse Zee.
Het is een vis die vooral in de warmere maanden actief is. In het koude jaargetijde overwintert onze makreel in de Noordzee en het Skagerrak. In grote groepen bevinden ze zich in de buurt van de bodem en eten weinig. Als het voorjaar aanbreekt en de watertemperatuur stijgt, worden ze hongerig en storten ze zich op dierlijk plankton en kuit van andere vissoorten.
|
Omhoog
Mossel
|
Mosselen behoren tot de familie van de tweekleppigen en komen aan de Belgische kust veel voor. Ze worden ongeveer 5 cm lang en hebben een zwart-blauwe tot bruinige kleur. Mosselen graven zich niet in, maar zitten vastgehecht op stenen of schelpen. Bij de commerciële teelt laat men mosselen op stokken, touwen of op bedden groeien.
Mosselen verzamelen voedseldeeltjes, voornamelijk plankton, op het met trilharen bedekte oppervlak van hun kieuwen. Het voedsel wordt met die trilhaartjes naar de mond vervoerd. In het voorjaar legt een mossel vele miljoenen eieren. De larven zweven eerst vrij in het plankton en vestigen zich dan op een geschikte plek. Een mossel heeft een harde ondergrond nodig, waar hij zich kan vastzetten met zijn hechtdraden, de zogeheten 'byssus'. Die harde ondergrond kan een rotsblok, een dijk, een paal, een wrak of een ander stuk zwerfvuil zijn. Ook bewoonde of lege schelpen (bijvoorbeeld van de strandgaper) bieden voldoende houvast.
|
Omhoog
Noordzeekrab
|
De noordzeekrab is met zijn tot 25 cm grote schild de grootste krab binnen ons gebied. Hij ziet er een beetje uit als een bodybuilder met zijn gedrongen bouw. Zijn carapax (rugschild) en zijn erg goed ontwikkelde scharen zijn opvallend oranjeachtig gekleurd. De scharen hebben aan het einde een zwarte punt. De noordzeekrab doet zijn naam eer aan. In de Noordzee bevolkt hij vaak massaal de daar liggende wrakken. Misschien was wrakkrab daarom een nog betere benaming geweest. Zijn voedsel bestaat uit zeesterren en schelpdieren. Niet omdat hun voorkeur daar naar uitgaat maar meer vanwege het feit dat ze niet erg snel zijn. Op wrakken doen zij zich ook vaak tegoed aan stervende of reeds gestorven vissen die in achtergelaten netten verstrikt zijn geraakt.
|
Omhoog
Pieterman
|
Er komen in de Noordzee twee soorten pietermannen voor: de grote en de kleine. De grote pieterman kan tot 40 cm groot worden, de kleine wordt hooguit 16 cm lang en valt veel vaker tot dicht bij de kust te vinden. Beide soorten zijn bodemvissen, die vooral 's avonds en 's nachts actief zijn, en zich overdag ingraven in het zand. Ze eten kleine kreeftachtigen en bodemvisjes.
Alleen de ogen en rugvinnen van ingegraven pietermannen steken boven het zand uit. De voorste stekels van de rugvinnen en de kieuwdeksels van beide soorten bevatten groeven die in verbinding staan met gifklieren. Als een zwemmer op de rugvin stapt, komt er vrijwel meteen gif via de wond in de bloedbaan. Het gif tast de bloedcellen aan en veroorzaakt een felle pijn. Andere mogelijke gevolgen van een steek van een kleine pieterman zijn hartklachten, ademhalingsstoornissen en bewusteloosheid. Schoonmaken met heet water en/of azijn inactiveert het gif en helpt om de pijn te verminderen. De dosis gif van de kleine pieterman zorgt wel voor een vervelende pijn, maar is zelden gevaarlijk. De dosis gif van de grote pieterman kan zo groot zijn, dat kleine kinderen en gevoelige volwassenen een shock oplopen.
|
Omhoog
Pollak
|
De eerste anale vin bij de pollak begint ongeveer onder het midden van de eerste rugvin, de staartvin is nauwelijks ingesneden. Let vooral op het ontbreken van de kindraad, die bij de meeste andere schelvisachtigen wel voorkomt en de kromming in de zijlijn, ter hoogte van de borstvin. De onderkaak is langer dan de bovenkaak en de buikvinnen zijn heel kort. De rug is kaneelbruin tot olijfgroen, de zijden zijn geelgroen tot grijs met een grillig netwerk van roestbruine tot gele vlekjes. De buik is licht en zijlijn is donker. Deze diepzeevis leeft in kleine scholen in de kustwateren, tot op 200 meter diepte.
|
Omhoog
Rog
|
De gevlekte rog is een vrij zeldzame, kleine soort rog. In de zuidelijke Noordzee wordt deze soort vooral langs de Engelse kust aangetroffen. Een tweede populatie leeft zuidelijk van de Shetland-Eilanden. Ze worden tot 0,8 meter lang. De jonge dieren zijn garnaleneters, oudere gevlekte roggen eten ook grotere kreeftachtigen, wormen en vis.
|
Omhoog
Schar
|
Schar kunnen we overal in de Noord- en Oostzee aantreffen op plaatsen waar de zeebodem uit modder of zand bestaat. Verder is het de meest talrijke platvis van ons kustwater. Het is ook een eenvoudig te herkennen vissoort. Het beste kenmerk wordt gevormd door de getande schubben die de huid, als we naar de kop toe strijken, ruw als schuurpapier doet aanvoelen. Opvallend is verder dat de zijlijn met een duidelijke boog om de borstvin loopt.
|
Omhoog
Schelvis
|
De schelvis is een grote vis met als voornaamste kenmerken een vrij korte rugvin , bolle ogen en een korte braaddraad aan de kin. De rug is donkergrijs met een paarse weerschijn, de zijden zijn zilvergrijs en de buik is melkwit. Onder de eerste rugvin, op de flank, zit een karakterstieke donkere vlek. Ook de zijlijn is donker. De schelvis houdt zich op in water met een zoutgehalte van 32-33%. Noch in de Witte Zee, noch in de Oostzee komt hij voor, omdat het water daar niet zout genoeg is. Hij groeit langzaam: op zijn vijfde of zesde bereikt hij een lengt van een halve meter en op zijn veertiende of vijftiende meet hij 70-80 cm. In ieder geval is de schelvis een trekvis: 's zomers leeft hij in vrij ondiep water voor de kust; 's winters trekt hij zich terug in dieper water. In het begin eet hij dierlijk plankton, later ongewervelde bodemdiertjes. Op een diepte van 100-150 meter, waar de temperatuur van het water tussen 1 en 5 gr.C schommelt, is deze vis het actiefst.
|
Omhoog
Schol of Pladijs
|
De schol is voor wat betreft zijn uiterlijk snel te verwisselen met de bot. Op een wat latere leeftijd hoeft er echter van vergissing geen spraken te zijn. De Schol wordt o.a. meer dan 2,5 maal zo groot , de staart is rond aan het einde en er bevinden zich op latere leeftijd opvallende oranjerode vlekken op de 'bovenkant' van zijn lichaam.
De schol is, zoals zijn lichaam al doet vermoeden een bodembewoner. Hij zwemt graag over uitgestrekte bodems met een zacht oppervlakte. Hierin vindt hij een uitstekende schuilplaats door opgewaaierd zand en slib op zijn lichaam te laten belanden. Hij graaft zich als het ware in. De jonge exemplaren, die moeilijk zijn te onderscheiden van andere platvissen, leven veelal dicht bij de oever op ondiepe plaatsen. De grotere en dus oudere exemplaren tref je vooral als je naar diepere gedeeltes op de zandplaten je duikgeluk beproeft. In de Oosterschelde is het een gewone verschijning. Ook in de Grevelingen worden regelmatig schollen waargenomen omdat de inlaat van Noordzeewater voldoende is om regelmatig nieuwe exemplaren aan te voeren.
|
Omhoog
Sprot
|
De sprot is de kleinste vis uit de familie van de haringachtigen. Hij heeft zijn naam trouwens te danken aan zijn kleine afmeting (12 cm). 'Sprot' is namelijk een verbastering van 'spruit'.
Sprot wordt vooral gerookt aangeboden. Verse sprot wordt nauwelijks verkocht bij de vishandelaar. Dat is begrijpelijk want verse sprot smaakt nogal flauwtjes. Toch zijn er een aantal bereidingen bekend voor verse sprot. Zo kan men sprot net zoals sardienen grillen. Zelfs gerookte sprotjes kan men nog warm klaarmaken. Ze kunnen even opgebakken of geroosterd worden. Natuurlijk blijft de gerookte sprot een ideaal borrelhapje. Samen met een gekoeld glaasje jenever is dit een waar genot.
Sprot is het hele jaar door verkrijgbaar. Hij wordt echter niet altijd vers aangeboden. De meeste verse visjes worden ingevroren en nadien gerookt. Ondanks het aanbod doorheen het hele jaar smaakt de sprot het best tijdens de wintermaanden (vóór de paastijd).
|
Omhoog
Steenbolk
|
De steenbolk behoort tot de kabeljauwachtigen maar in tegenstelling tot de andere leden van deze vissenfamilie is hij commercieel niet erg belangrijk De steenbolk is goed te herkennen aan zijn hoge lichaamsbouw, ten opzichte van de andere soorten, en de 4 á. 5 roodbruin gekleurde banden op zijn tot 45 cm. grote vissenlichaam.
Net als andere kabeljauwachtigen heeft de steenbolk de, voor deze soort kenmerkende, baarddraden. Hij leeft voornamelijk in kleine scholen op gematigde diepten en dan nog bij voorkeur in de omgeving van wrakken. Volwassen exemplaren leven hoofdzakelijk in de Noordzee, maar jonge vissen zijn vaak in kleine schooltjes of alleen in de Oosterschelde of Grevelingen te vinden.
|
Omhoog
Wijting
|
Wijting is een kabeljauwachtige, weer zijn de drie rugvinnen aanwezig. Het is een klein visje, met een lengte van ongeveer 30 cm.
Afhankelijk van het vangstgebied geldt er een minimummaat van 23 of 27 cm.
De kleur is goud/zilverachtig. In Nederland wordt de wijting veel gebruikt voor het maken van "lekkerbekjes", een in olie gebakken, gepaneerd, stukje vis.
Vaak wordt wijting ongestript aangevoerd. De toch al zachte en kwetsbare buik, wordt op deze manier snel aangetast. Het is dus zaak om de wijting zo snel mogelijk te strippen. (strippen is het ontdoen van de vis van de ingewanden en hom en kuit zodat bederf van de vis, door de in de ingewanden aanwezige bacteriën, te voorkomen)
Het kleine broertje van de wijting, de zgn. steenwijting of steenbolk, is zonodig nog beter van smaak, maar daar is nog minder waardering voor.
Het vlees van wijting is niet stevig van structuur, behandel de vis voorzichtig.
Wijting is, samen met schelvis en leng, één van de minst vette visssoorten.
|
Omhoog
Wulk
|
De wulk is een grote zeeslak die behoort tot de normale bodemfauna van de Noordzee. Het huisje van een wulk kan 15 centimeter lang worden, maar de helft daarvan is een normalere maat. Het huisje heeft een zwak geruit patroon, de kleur is variabel in alle schakeringen tussen wit en zwart. Een wulk kan waarschijnlijk zo'n 30 jaar oud worden. Deze slak is bijzonder gevoelig voor overbevissing, het omwoelen van de zeebodem en giftige stoffen, zoals tributyltin. Door een combinatie van deze oorzaken is de wulk uit het Nederlandse kustgebied en de Waddenzee verdwenen.
|
Omhoog
Zalm
|
Er zijn verschillende soorten zalmen. De bekendste zalm in Europa is de Europese zalm. Andere soorten zijn de bultrugzalm, de blauwrug zalm en de quinat. Deze drie zalmen behoren tot de groep van Pacifische zalmen Omdat ze voorkomen in de Pacific. Dat is een andere naam voor de Grote of Stille Oceaan.
Zalmen leven alleen op het noordelijk halfrond, dus ten noorden van de evenaar. Zalmen zijn zoetwatervissen. Toch brengen ze een groot deel van hun leven door in zoutwater. Zalmen planten zich alleen voort in water dat koud is, dat snel stroomt, dat veel zuurstof bevat en dat niet vervuild is. Zulk water vinden zalmen in de rivieren. En die rivieren zijn zoet. Maar als de jonge zalmen er zijn, vertrekken de meeste zalmen naar de zee. Zalmen worden ook trekvissen genoemd. Niet alle zalmen trekken naar zee. Zalmen die in zee blijven worden groter dan die in zoet water blijven.
|
Omhoog
Zeebaars
|
De zeebaars is een warmwatervis die ten zuiden van de Britse eilanden voorkomt. Hij wordt, zeker in de winter, zelden waargenomen in de Noordzee. In de zomer maken enige zeebaarzen voedseltrektochten in de zuidelijke gedeelten van de Noordzee. Ze leven in zout en brak water en incidenteel zwemmen ze rivieren op. Ze kunnen een leeftijd van 25 jaar bereiken, een lengte van 1 meter en een gewicht van 10 kg. Garnalen, weekdieren en kleine vis worden als voedsel gegeten door zeebaarzen. Vissers vangen graag zeebaars omdat er goed betaald wordt voor deze vis.
Zeebaarzen in de Middellandse zee paaien van januari tot maart. De soortgenoten aan de noordgrens van het verspreidingsgebied (bij de Britse eilanden) doen dit van maart tot juni in water met een diepte van meer dan 20 meter. Nadat de larven uitgekomen zijn gaan ze naar 'kraamkamers' in een rivierdelta. Hier blijven ze tot ze volwassen zijn
Zeebaarzen zijn populair bij sportvissers. Vooral bij wrakken worden nog wel eens 'kanjers' gevangen. De minimummaat is 36 centimeter.
|
Omhoog
Zeeduivel
|
Een heel bijzonder vis. Omdat hij goed gecamoufleerd is zien de andere vissen hem niet. Hij ligt op de bodem te wachten op zijn prooi. Op zijn kop heeft hij een lange dunne stekel, een soort vlaggenstok met in de top een vlaggetje (pluimpje). Hiermee zwaait hij heen en weer en lokt andere dieren die hij dan met zijn enorme bek vacuum(!) naar binnen zuigt. Die enorme kop is trouwens groter dan zijn hele lijf, waarvan slechts 25% geschikt is voor consumptie.
|
Omhoog
Zeesterren
|
De kleinste zeesterren zijn ca. 1 cm en de grootste wel 1 m. Ze hebben een centraal lichaam met vijf armen. Zeesterren hebben meestal korte stekels die op kleine bolletjes lijken. Zeesterren eten koralen en schelpdieren.
Ze bewegen zich voort door een buizensysteem in hun lichaam dat water in en uit honderden voetjes pompt. Deze voetjes stulpen uit door de druk van het water en zo bewegen de dieren zich voort. Elk voetje heeft aan het uiteinde een zuignapje. Door deze zuignapjes te gebruiken kan een zeester tegen een verticale rots opklimmen.
|
Omhoog
Zeetong
|
De tong heeft een grijs-bruine schutkleur. Overdag ligt hij ingegraven in het zand, 's nachts gaat hij op zoek naar voedsel. De tong stamt uit tropische wateren en trekt zich in de winter dan ook terug in de zuidelijke Noordzee en diepe slikgaten. De beste en bekendste en daardoor ook de duurste platvis is de zeetong.
|
Omhoog
Zeewolf
|
De vis komt in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Noordzee voor. De zeewolf verplaatst zich door zijn lijf te laten golven, zoals palingen doen. Het is bekend dat zeewolven trekken, maar exacte gegevens daarover ontbreken. Vermoed wordt dat ze in de lente naar het oosten gaan en in de herfst terugkeren naar het westen. De vissoort wordt in België als bijvangst door de tong en scholvisserij aangevoerd, maar nooit veel. Voor de import van zeewolf is België afhankelijk van Duitsland, Rusland en Noorwegen, iets wat gevolgen kan hebben voor de prijs en kwaliteit. In Scandinavië vindt men vooral de lever lekker. Van de dikke, stevige huid worden tassen, schoenen en boekomslagen gemaakt. Opmerkelijk detail is dat je aan de schub van een zeewolf kunt zien hoe oud hij is. Aan de meer of minder grote afstand tussen de verharde ringen kun je zien hoe snel de vis gegroeid is.
Vooral in de horeca zie je zeewolf steeds meer op het menu verschijnen. Maar ook in het Belgische huishouden wint de vis aan populariteit. Het is een uitstekende vis met een heel eigen smaak. Het visvlees is stevig, dus de vis valt niet snel uiteen bij de bereiding. Verder is zeewolf een smakelijke vis met een fijne structuur.
|
Omhoog